OFFICIEEL ORGAAN
VAN DEN NEDERLANDSCHEN BIOSCOO P - BON D
ARREST VAN DEN HOOGEN RAAD IN HET PROCES
OVER MUZIEKAUTEURSRECHTEN IN GELUIDSFILMS
De Hooge Raad heeft bij arrest van 28 Juni
1940 vernietigd het arrest van het Amsterdamsche
Gerechtshof in zake het proces Buma-Jogchem's,
waarbij aan Buma was ontzegd diens vordering tot
verbod van vertooning van geluidsfilms, waarin
muziek voorkomt van direct of indirect bij het
Buma aangesloten componisten, zonder toestem
ming van Buma op verbeurte eener dwangsom van
10,000.per dag. De Hooge Raad heeft de zaak
ter verdere behandeling en afdoening naar het Hof
verwezen en Jogchem's veroordeeld in de kosten
op de voorziening in cassatie gevallen.
Wij brengen in herinnering, dat het Amster
damsche Hof had vastgesteld, dat een geluidsfilm
is een werk in den zin van artikel 6 der Auteurs
wet, een werk dus, dat alle medewerkers, ook
voorzoover zij scheppenden arbeid verrichten,
samen tot stand brengen naar het ontwerp en on
der leiding en toezicht van den maker der film.
„Het tot muziek gecomponeerde geluid, zooals
het in de geluidsfilm ten gehoore wordt gebracht",
aldus het Hof, „is gecomponeerd als bestanddeel
van het zelfstandig kunstwerk, dat de geluidsfilm
is, en die muziek is niet een op zichzelf staand af
zonderlijk bestanddeel in dat kunstwerk, doch staat
in nauwste verband tot de andere bestanddeelen,
zoodanig dat het kunstwerk in zijn geheel een on
deelbare eenheid vormt; waaraan niet afdoet, dat
onderdeelen der muziek wellicht als afzonderlijke
melodieën of muziekstukken ten gehoore gebracht
kunnen worden, evenzeer als een dans of wedstrijd
of andere scène uit de film afzonderlijk kan worden
vertoond, dan wel een daarin voorkomende dia
loog afzonderlijk kan worden voorgedragen". Het
Hof achtte ten dezen al evenzeer van belang de
wijze, waarop het werk tot stand komt, aangezien
het ontwerp van den maker van de film bij aller
arbeid richting gevend is en al die arbeid zich
heeft te voegen in het kader van dit ontwerp en
onder straffe leiding en toezicht gestuwd wordt
naar één enkelvoudig resultaat, dat is de.naar het
ontwerp van den maker vervaardigde geluidsfilm.
Het Hof liet zelfs daar de vraag, of de com
ponist van de filmmuziek auteursrecht heeft op de
muziek, voorzoover deze kan worden losgemaakt
uit het filmverband en afzonderlijk ten gehoore
wordt gebracht. Het achtte deze vraag niet aan de
orde, maar wierp haar niettemin met even zooveel
woorden op, hetgeen op zichzelf een merkwaar
digheid is en moet worden opgevat als een uiting
van twijfel, welke hieromtrent bij het Hof bestaat.
De Procureur-Generaal bij den Hoogen Raad,
de heer Mr. Wijnveldt, had zich in zijn conclusie
1