Afdeling D
phen) plaatsvond aan een collega-exploi
tant.
Het aantal ingeschreven bioscopen liep te
rug van 100 aan het einde van het vorige
verslagjaar tot 95 per 31 december 1971. Er
zijn namelijk naast bovengenoemde muta
ties ook nog drie bioscopen gesloten en wel
Edam (Rito), Helmond (Scala) en Zutphen
(Schouwburg).
In deze getallen zijn 2 bedrijven begrepen
die reeds geruime tijd niet in exploitatie
zijn, te weten een verwoeste bioscoop in
's-Hertogenbosch en een in Winschoten.
Aan de Afdeling is gedurende het verslag
jaar 1 bioscoop (Emmeloord) toegevoegd;
de verdeling over de provincies zag er met
inbegrip van bovengenoemde mutaties, als
volgt uit: (De tussen haakjes geplaatste cij
fers geven het aantal per 31 december 1970
aan.)
Noord-Holland 17 (18); Zuid-Holland 12
(14); Gelderland 13 (14); Limburg 10 (10);
Overijssel 13 (12); Noord-Brabant 9 (10);
Drente 8 (8); Groningen 3 (4); Friesland 4
(4); Zeeland 3 (3); Utrecht 3 (3).
Daar zoals gezegd 2 bioscopen wegens ver
woesting buiten gebruik waren, werden er
in totaal 93 bioscopen geëxploiteerd tegen
98 in het voorgaande jaar.
Ondanks het enigermate verbeterde econo
mische klimaat is dus de afbrokkeling in de
Afdeling niet tot staan gekomen en moet
worden geconstateerd, dat het aantal bio
scopen dat bij de oprichting van de Afde
ling C per 1 oktober 1968 112 bedroeg,
thans per het einde van het verslagjaar is
gedaald tot 95. In het komende jaar zal
aan deze kwestie dan ook extra aandacht
moeten worden besteed.
L. Claassen, Secretaris
INLEIDING
Ondanks het verlies van enige bioscopen in
onze afdeling nam het bezoek in 1971 ten
opzichte van 1970 toe met rond 3,3
Was dit op zichzelf een verheugend ver
schijnsel mede in verband met het definitief
verdwijnen van de vermakelijkheidsbelasting
per 1 februari van dat jaar, nog frappanter
was de toename van de bruto-recettes en
wel met ruim 15,6%. Meer nog dan in
andere afdelingen geeft de stijging van ont
vangsten reden tot voldoening, omdat in
het verslagjaar de meesten onzer leden nog
niet ten volle hadden kunnen profiteren van
de grote belangstelling, welke enige Neder
landse films hebben getrokken in de grote
en middelgrote steden.
In het vorig jaarverslag werd reeds ver
meld, dat ingevolge onze wensen de Bonds
raad op 14 december 1970 besloot tot op
heffing van de secties en daardoor van de
Sectieraad. Vanaf 2 maart 1971, toen de
eerste algemene vergadering werd gehou
den, fungeerde onze afdeling op dezelfde
wijze als de andere exploitanten-afdelingen.
Een ander facet van betekenis was de her
ziening van het Algemeen Bedrijfsregle-
ment. Deze was vooral voor de leden
reisbioscoop-ondernemers in onze afdeling
van belang, doordat de mogelijkheid werd
geopend om in het vervolg ook filmvoor
stellingen te geven in gemeenten waar reeds
permanente bioscopen gevestigd zijn, op ten
hoogste 26 dagen per kalenderjaar en op
plaatsen, die tenminste vijf km verwijderd
zijn van de dichtstbijzijnde bioscoop in die
gemeenten. Hiermede werd enerzijds aange
sloten op het overheidsstreven om door het
samenvoegen van kleine gemeenten tot gro
tere bestuurseenheden te komen, anderzijds
op de wens van de reizende bioscoopexploi
tanten om in creatiecentra of in ver van het
centrum in een gemeente met permanente
bioscopen gelegen plaatsen te mogen voor
zien in de behoefte aan filmvoorstellingen,
die zich ook daar voordoet.
ALGEMEEN
Er werden twee bestuurs- en drie ledenver
gaderingen gehouden.
De jaarvergadering vond plaats op 2 maart;
de twee buitengewone ledenvergaderingen
werden gehouden op 25 mei en 22 novem
ber.
Ingevolge de onder de inleiding gememo
reerde opheffing van de secties en de Sec
tieraad moest een geheel nieuw bestuur
worden gekozen, bestaande uit negen per
sonen. De jaarvergadering koos uit elf can-
didaten als nieuwe bestuursleden de dames
C. M. Baars-Renniers, C. M. Vos-Van den
Steenhoven, alsmede de heren T. Abeln,
P. N. Brouwer, C. Geerts, H. Holman, B. A.
Holtslag, A. H. W. Schuurman en E. Wier-
da. Hierna benoemde de ledenvergadering
ingevolge artikel 34G van het Reglement
der Bedrijfsafdeling Bioscoop-exploitanten
tot voorzitter de heer C. Geerts, tot vice-
voorzitter de heer P. N. Brouwer en tot
penningmeester de heer H. Holman, welke
bestuursleden ingevolge artikel 4A sub e
van genoemd reglement zitting hebben in de