Een indrukwekkende manifestatie
Openingswoord van de
Bondsvoorzitter
In een waarlijk indrukwekkende bijeenkomst ter herdenking van het veertigjarig bestaan van de Nederlandsche
Bioscoop-Bond heeft het Nederlandse filmwezen, vertegenwoordigd door al zijn geledingen bioscoopexploitanten,
filmverhuurders, filmfabrikanten en filmproducenten getuigenis afgelegd van zijn verbondenheid, zijn solidariteit,
zijn vertrouwen in de toekomst en van zijn vastbeslotenheid om te handhaven en te voltooien wat door noeste arbeid
en toewijding in vier decennia kon worden bereikt. Een gebeuren, dat zo lichtelijk had kunnen verzanden in een
vormelijke reglementaire procedure, in een gelegenheidsvergadering, groeide uit tot een spontane manifestatie, welke
een diepe indruk heeft gemaakt op allen, die het voorrecht hadden deze buitengewone ledenvergadering bij te wonen.
Dit bleek op de eerste plaats uit de gespannen aandac
Joh. Miedema, van de Staatssecretaris van Onderwijs, Ku
Bondsdirecteur, de heer J. G. J. Bosman, werden gevol;
activiteiten van twee volledige journaaléquipes en enige
uit het hartelijke en langdurige applaus op het vernemen
behaagd had de heer Joh. Miedema te onderscheiden do
Nassau, daarmede de erkentelijkheid van de Kroon tot
hebben voor het Nederlandse filmwezen.
ht, waarmede de toespraken van de Bondsvoorzitter, de heer
nsten en Wetenschappen, Mr. R. G. A. Höppener, en van de
d. Zó intens luisterden de talrijke vergaderde leden, dat de
fotografen nauwelijks werden opgemerkt. En het bleek ook
van de mededeling, dat het Hare Majesteit de Koningin
or hem te benoemen tot Ridder in de Orde van Oranje
uitdrukking brengend voor wat Voorzitter en Bond gedaan
De kortgeleden geheel vernieuwde zaal van Hotel Krasnapolsky te Amsterdam bood op de morgen van Woensdag
1 October een feestelijke aanblik. Voor de ruime Hoofdbestuurstafel, welke de gehele breedte van het toneel vulde,
was een smaakvolle versiering van bloemen en planten aangebracht. Fraaie tapijten sierden de ingang van de zaal,
die baadde in een zee van licht.
Toen de Staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, Mr. R. G. A. Höppener, om even elf uur
de zaal betrad, begeleid door de Secretaris van het Hoofdbestuur, de heer R. Uges en de Bondsdirecteur, verhieven
de aanwezigen zich van hun zetels. De Staatssecretaris was vergezeld door de Chef van de Afdeling Kunsten van
genoemd Departement, Dr. J. Hulsker.
De Bondsvoorzitter, de heer Joh. Mie
dema, opende de vergadering met de vol
gende rede:
„Excellentie, Dames en Heren, leden van
de Nederlandsche Bioscoop-Bond
Ik heet Li allen hartelijk welkom op deze
buitengewone ledenvergaderine in het bij
zonder Zijne Excellentie, de Staatssecreta
ris van Onderwijs. Kunsten en Wetenschap
pen.
Excellentie, het verheugt mij ten zeerste
dat U door Uw aanwezigheid in deze ver
gadering blijk geeft van Uw belangstelling
voor de Nederlandsche Bioscoop-Bond. In
de jaren na 1.945 heeft onze organisatie
velerlei contact gehad met Uw Ministerie,
waarbij gebleken is welke belangrijke plaats
de overheid aan de film en de bioscoop
als factor van kunst, voorlichting en out
spanning in ons volksleven toekent. In In i
bijzonder blijkt dat ook uit de instelling van
de Sectie Film van de Raad voor de Kunst.
Speciaal op het gebied van de stimulering
der Nederlandse filmproductie is de wis
selwerking tussen Uw Ministerie en onze
organisatie vruchtdragend geweest. Als be
kroning daarvan beschouw ik de totstand
koming van het Productiefonds voor Ne
derlandse Films, waarmede de basis is ge
legd voor een continue productie van speel-
lilms. Ik ben mij er van bewust, dat er nog
een lange, moeilijke weg moet worden
afgelegd eer hel nestelde doel zal zijn
bereikt, dat wil zeggen de regelmatige pro
ductie van drie of vier speelfilms van be
hoorlijk niveau per jaar, maar ik geef U
ib verzekering, dal wij ons door teleurstel
lingen, die ongetwijfeld zullen voorkomen,
niet uit het veld zullen laten slaan en dat
wij onversaagd zullen voortgaan op de in.
geslagen weg, overtuigd als wij zijn van het
bereikbare van ons ideaal en geschraagd
door het vertrouwen, dat de Regering met
terdaad getoond heeft in het Productie
fonds en dus ook in de Nederlandsche
Bioscoop-Bond te stellen.
Minder spectaculair, maar daarom niet
van minder belang, is de steun geweest,
die wij van Uw Ministerie mochten ont
vangen bij de organisatie van de Natio
nale Filmweek Arnhem 1955 en de Inter
nationale Filmweek Den Haag 1957, ma
nifestaties bij uitstek van de grote bete
kenis van film en bioscoop in onze samen
leving.
Het zou mij te ver voeren hier een vol
ledige opsomming te geven van alle pun
ten, die in de jaren na 1945 in de een of
andere vorm tussen Uw^ Ministerie en onze
oiganisatie onderwerp van overleg, bestu
dering of samenwerking zijn geweest, maai
bij dit alles is steeds weer gebleken, dat
er op Uw Ministerie mensen zijn, die een
open oog hebben voor alles wat er op het
veelomvattende gebied van de film moge
lijk en wenselijk is en die begrip hebben
voor de positie van onze organisatie als de
representant van het gehele Nederlandse
film- en bioscoopbedrijf.
Daarvoor moge ik Uwe Excellentie en
Uw naaste medewerkers onze oprechte
erkentelijkheid betuigen."
Een hartelijk applaus onderstreepte deze
v. oorden.
„In de nauwelijks zestig jaren van het
bestaan der cinematografie'', zo vervolgde
de heer Miedema, „heeft de Bioscoop-Bond
veertig jaar lang in ons land gewerkt. In
die veertig jaar heeft de bioscoop zich ont
wikkeld van een kermisspectakel tot het
medium bij uitstek om gedachten, gevoe
lens en ontroering te vertolken en onder
tallozen te verspreiden. In die veertig jaar
is de bioscoop de kei-mistent ontgroeid en
heeft zij zich ontwikkeld tot wat Prof.
Kutten als Minister van Onderwijs, Kun
sten en Wetenschappen in de Kamer zo
kernachtig heeft genoemd: „de grote
avondschool van ons \nlk".
Ook zonder een organisatie als de Bio
scoop-Bond zou er in Nederland thans een
film- en bioscoopbedrijf bestaan, maar
anders van structuur, anders van mentali
teit, ik durf zelfs te beweren van mindere
kwaliteit. Veertig jaar heeft de Bond ge
werkt, niet alleen om de economische be
langen van de bedrijfsgenoten te behar
tigen, maar daarboven uit om het bedrijf
op een hoger plan te brengen. Want als
er in al deze jaren één ding steeds weei
duidelijk naar voren is gekomen, dan is
het dit: juist zij, die van de exploitatie van
films hun bedrijf maken, zijn bewust ol
onbewust gegrepen door de wonderlijke
macht, die het fenomeen film op een ieder,
die ermee in aanraking komt, uitoefent en
worden zij boven zich zelf uitgetild door de
geest, die de film bezielt.
Een moeilijk begin
Opgericht als een organisatie voor de
behartiging van belangen van bioscoop
ondernemers alleen kwam in de Bond al
heel spoedig na de oprichting behoefte aan
samenwerking met de filmleveranciers naai
voren als een eerste uiting van het liesef
van de machtige invloed van de film op de
grote massa en de verantwoordelijkheid,
die op de schouders rust van hen, die de
film hanteren. Dat was toen in de jaren
na 1918, na het succes van de eerste ten-
denzfilm „Mogen wij zwijgen?" uit Duits
land een stroom van films over ons land
werd uitgestort, die onder het mom van
„Aufklarung" slechts- een uitstalling van
moreel verderf te zien gaven. De samenwer
king tussen de beide groepen hield deze
Schund buiten onze grenzen. Natuurlijk
waren er ook andere oorzaken van meer