Heilwensen van de N.Y.B. ook in de toekomst zal mogen blijven bestaan, zich zal mogen blijven ontwikkelen ten gunste van ons Instituut, ten gunste van het filmwezen in Nederland en dat Uw Hoofdbestuur en Uw Bond daar nog vele jaren lang de vriendschappelijke getuigen van zullen mogen zijn." Deze even korte als kernachtige speech werd met een niet minder krachtige bijval van de aanwezigen begroet. De heer P. J. Burbach, Voorzitter van de Nederlandsche Vereeniging van Bioscoopreclame-Exploitanten, hield daarop de volgende toespraak: ..Mijnheer de Voorzitter, mijne heren. Het is mij een eer en een genoegen U namens de Neder landsche Vereeniging van Bioscoopreclame-Exploitanten van harte geluk te wensen met het veertigjarig jubileum van de Nederlandsche Bioscoop-Bond en U mijn hulde te betuigen. Tegelijkertijd wens ik U, Mijnheer de Voorzitter, geluk met de Koninklijke Onderscheiding, welke U heden morgen mocht ontvangen en die zo zeer door U werd verdiend. Ook wil ik. Mijnheer de Voorzitter, uiting geven aan onze vreugde bij dit veertigjarig jubileum, waarbij wij toch ook in zekere mate betrokken zijn. Immers onze ver eniging mag zich toch beschouwen als een loot van de machtige eik der Nederlandsche Bioscoop-Bond. Verder is het mij een behoefte bij deze gelegenheid onze grote er kentelijkheid uit te spreken voor de harmonieuze samen werking tussen de Nederlandsche Bioscoop-Bond en onze vereniging, die in 1952 versterkt werd door het weder zijds besluit, waarbij werd bepaald, dat over en weer op het gebied van bioscoopreclame slechts zaken mochten worden gedaan tussen leden van de respectievelijke orga nisaties. Aan deze samenwerking werd nog een speciaal cachet verleend door het feit, dat het Hoofdbestuurslid de heer W. K. G. van Boyen, als gedelegeerde zitting nam in het Bestuur onzer vereniging. Hierbij moge ik met grote waar dering vaststellen, dat de heer van Royen in deze uiteraard delicate positie immer blijken van volstrekte objectiviteit heeft gegeven door de belangen van de leden-exploitanlen van de Bond zowel als die van onze leden gelijk in het oog te houden. Gaarne breng ik hem hiervoor namens onze vereniging warme dank. In deze dankzegging wil ik ook de heer Hagenberg betrekken, die sinds een reeks van jaren als Secretaris van ons Bestuur optreedt. Zijn waardevolle adviezen worden door onze leden hoog op prijs gesteld. Met het feit, dat hij heden tot Adjunct-Direc teur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond is benoemd wens ik hem namens onze vereniging van harte geluk. Het is een bekend gezegde, Mijnheer de Voorzitter, dat het leven begint bij veertig en het rechtvaardigt de ver wachting, in aanmerking nemende wat de veertigjarige Nederlandsche Bio?coop-Bond reeds heeft gewrocht, dat voor deze modelorganisatie nog grootse perspectieven in het verschiet liggen. Dat dit zo moge zijn, Mijnheer de Voorzitter, is mijn oprechte wens en ik moge dan eindi gen met de Nederlandsche Bioscoop-Bond voor de toe komst een steeds groter bloei en een steeds stijgend suc ces toe te wensen. Deze waarderende woorden, waarmede de heer Burbach de rij der sprekers sloot, kregen welverdiend applaus. Het ongedwongen karakter van deze ontvangst kwam vooral tot uiting in de geanimeerde gesprekken, welke er allerwegen plaats vonden als gevolg van ontmoetingen van vertegenwoordigers van overheid, bedrijfsleven, pers en filmwezen. En het speet menige bezoeker van deze welgeslaagde receptie, dat de onverbiddelijk voortdraaien- de wijzers van de klok hem noopte tot afscheidnemen. Ook de Huishoudelij ke Commissie van de Centrale Commissie voor de Filmkeuring kwam het Hoofdbe stuur haar gelukwen sen aanbieden. V.l.n. r. Mr. D. Bijdendijk, Voorzitter, Mr. B. I. A. A. ter Veer, Vice- Voorzitter, P. J. van Mullem, lid, en Mr. J. A. Fijn van Draat, Secretaris. 21

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1958 | | pagina 22