Het gemiddelde gezinsbudget
Het vrijetydsbestedingspatroon
minimum-standaarden, maar wenst kwaliteit en stijl. En
dit streven is ook in sterkere mate merkbaar in de minder
ontwikkelde gebieden in het Zuiden des lands.
Het gemiddelde Amerikaanse gezin besteedde in 1956
een bedrag van $4.110.aan consumptiegoederen en
diensten en wel:
voedsel
1.036
25
dranken
46
1
tabaksartikelen
121
3
huis, onderhoud en verbetering
763
19
auto, benzine en onderhoud
591
14
kleding e.d.
494
12
meubilering
346
9
geneeskundige verzorging
222
5
recreatie
215
5
alle overige uitgaven
276
7
4.110
100
Uiteraard is de grootte van het inkomen in belangrijke
mate mede bepalend voor de bestedingsgewoonten. Ge
zinnen met een lager inkomen blijven in de regel meer
thuis, maar sedert de laatste wereldoorlog zijn tal van
vormen van vrijetijdsbesteding populair geworden, die
vóór die tijd slechts betrekkelijk weinig beoefenaars von
den. Inzonderheid geldt dit voor het bioscoopgrage Zuiden,
waar de zogenaamde onontwikkelde gebieden hard bezig
zijn hun achterstand op dit punt in te halen.
De „discretionary spending power", de „vrije koop
kracht", dat wil zeggen het bedrag, dat na aftrek van
belastingen en van uitgaven voor de dagelijkse behoeften
overblijft om naar believen uit te geven, is thans voor een
gezin met een „gemiddeld inkomen" (vóór de oorlog
1.000 tot 1.500, nu 4.000 tot 6.000) meer dan het
zesvoudige van voor de oorlog. En het aantal gezinnen
met een gemiddeld inkomen stijgt voortdurend. Waren er
in 1950 al 12 millioen ,lhans zijn het er meer dan
26 millioen en men verwacht, dat er in 1960 meer dan
36 millioen zullen zijn. Tot welk een welvaart het Ameri
kaanse volk gekomen is blijkt uit het feit, dat de „vrije
koopkracht" in 1956 niet minder dan 58 van het „be
schikbare inkomen" (dat wil zeggen het inkomen na af
trek van de belastingen) vertegenwoordigde.
Van de in het staatje van consumptieve uitgaven ver
melde post „recreatie" werd echter maar 28 be
steed aan kaartjes voor diverse vermakelijkheden, tegen
bijvoorbeeld 16 voor sportgoederen, 19 voor spel en
speelgoed en 11 voor fotografische apparatuur. Het
laatstgenoemde bedrag lijkt nog al hoog, maar men mag
niet vergelen, dat fotograferen „de" nationale hobby
van het Amerikaanse volk is geworden.
Natuurlijk is 215 voor recreatie een gemiddeld
bedrag. Gezinnen met minder dan 2.000 inkomen geven
per jaar gemiddeld niet meer dan 98 voor hun ontspan
ning uit. maar die met een inkomen van 4.000 tot
5.000 besteden jaarlijks 233 en gezinnen met meer
dan 10.000 inkomen zelfs gemiddeld 513.
Als men het gemiddelde van 28 voor vermakelijk
heden nader onder de loupe neemt, doet men merkwaar
dige ontdekkingen. In het Zuiden, waar de televisie nog
in volle opmars is, geeft men slechts 21 uit (in hoofd
zaak voor film omdat toneel, opera en concerten daar niet
veel gegeven worden) in de bepaald niet televisie-arme
centrale staten 28, in het nog televisie-enthousiaste
Westen 29 en in het televisiedichte volgens sommi
gen oververzadigde Noord-Oosten liefst 36. D i t
wijst nu niet bepaald op een verminder
de belangstelling voor openbare ver-
makel ij kheden tengevolge van de tele
visie.
De thans bijna veertigurige werkweek en het sterk ge
stegen inkomen hebben ongetwijfeld een grote invloed uit
geoefend op de vrijetijdsbestedingsgewoonten van het
Amerikaanse volk. Hoewel vergelijkende statistieken ont
breken, blijkt bijvoorbeeld toch, dat men aanzienlijk meer
tijd besteedt aan ontspanning in de openlucht dan vroeger;
de aanschaf van auto's heeft dit waarschijnlijk sterk be
vorderd.
Ook op het gebied van de ontspanning in de openlucht
is het streven naar kwaliteitsconsumptie merkbaar. aren
er in 1947 reeds 2.440.000 pleziervaartuigen, in 1955
waren er al meer dan 51/o millioen. In dat jaar besteedden
25 millioen Amerikanen meer dan 1.100.000.000 aan
de watersport. Namen zij een jaar of vijf daarvoor nog
genoegen met kleinere boten en buitenboordmotoren van
5 tot 10 pk, thans leggen zij een voorkeur aan de dag
voor grotere boten en motoren van 12 tot 25 pk. Ook golf
is geen goedkope sport: rond 3.500.000 actieve spelers
tellen er per jaar 200.000.000 voor neer. Vissen en ja
gen kost per jaar 150.000.000 en nog eens 76.000.000
aan vergunningen; in de aanleg van privé zwembaden
wordt per jaar 325.000.000 geïnvesteerd.
Ook andere takken van sport en andere vormen van
vrijetijdsbesteding verslinden tegenwoordig enorme be
dragen. Kegelaars bijvoorbeeld besteden per jaar ongeveer
$250.000.000. De rond 12 millioen philatelisten geven
jaarlijks 50 tot 100 millioen uit voor hun liefhebberij.
Over de belangrijkste nationale hobby, fotograferen, zijn
weinig gedetailleerde gegevens beschikbaar, maar men
weet wel, dat ongeveer 25 millioen amateur-kleurenfoto-
grafen alleen al aan het ontwikkelen van hun kleuren-
materiaal jaarlijks 100.000.000 besteden. Verder weet
men, dat rond 40 millioen amateurtuinders per jaar
1.500.000.000 voor hun liefhebberij uitgeven, een be
drag dat naar verwachting begin 1959 wel verdubbeld
zal zijn.
Een waarlijk enorme vlucht heeft ook de „Do-It-Your-
self"-beweging genomenduizenden cursussen worden voor
deze amateur-ambachtslieden gegeven en er zijn zelfs
speciale winkels geopend, waarvan zij de nodige gereed
schappen en materialen betrekken, waarvoor zij jaarlijks
7 milliard op de toonbank neerleggen.
De grootste uitgaven worden echter gedaan voor va-
cantiereizen, waarvoor jaarlijks 20.000.000.000 wordt
besteed.
Hoewel men wel beweert, dat het Amerikaanse volk
weinig leest, werd volgens het Ministerie van Handel in
1956 toch aan dagbladen, tijdschriften en gedrukte muziek
een bedrag van 1.824.000.000 uitgegeven en aan boeken
en kaarten 592.000.000.
Ondanks al deze concurrerende vormen van vrijetijds
besteding is het bedrag dat aan openbare vermakelijk
heden wordt besteed niet gering. Volgens dezelfde bron
betaalde het Amerikaanse volk in 1956 aan de bioscoop
kassa 1.298.000.000, voor toneel, opera en concerten
252.000.000, voor het zien van sportmanifestaties
241.000.000 en het verwedde op de paarden- en honden-